De wagenmakerij
Van leerling tot baas
Voordat Jan Roelof Langenhof in 1917 zijn wagenmakerij in Wierden begon, was hij leerjongen bij rijtuigbouwer Zellers in Kampen, Wagenmakerij G.J. van den Barg in Delden en Schreurs in Rijssen en het laatst bij wagenmaker Bloemendal in Markelo, waar hij dagelijks vanuit Enterbroek naar toe liep en fl 1,-- in de week verdiende.
Een eigen bedrijf
In 1917 had Langenhof eerst zijn oog laten vallen op een pand aan het begin van de Rijssensestraat, in het centrum van Wierden. Hij zag hier goede mogelijkheden voor zijn bedrijf, want dan had hij smederij Nieuwenhuis naast hem.
(1968)
Uiteindelijk werd het toch 2 kilometer verderop, Rijssensestraat 128. Toen hij op 3 mei 1917 trouwde met Willemina Morsink uit Enterboek, kocht hij een huis met een winkeltje voor fl. 3.600,-- van 'Jansoom' Jannes Eshuis. Eshuis koopt met zijn Jenneken Olthuis een nieuw woonhuis/winkel later: kruidenier Dasselaar) een paar honderd meter verderop richting Wierden.
Wagenmakerij Jannink
V.l.n.r.: Jannes Jannink, Jan Olde Scholten en Johan Jannink (circa 1910)
Jannes Jannink (geb. 1856) had een wagenmakerij aan de Hexelscheweg in Wierden. Bijzonder was dat hij sinds 1899 voor zijn voorkamertje een café-vergunning had. (Ook wagenmaker Hermannus Woolderink had een café-vergunning voor zijn café Marktzicht in Wierden. Na zijn overlijden in 1917 vroeg zijn vrouw voortzetting van de vergunning en vroeg daarbij twee verklaringen van andere vergunninghouders, die bereid waren afstand te doen van 'te hunnen name staande vergunningen, met het beleefd verzoek daar voor ééén vergunning te verleenen". De afstandverklaringen waren van Albert Nijhoff en van Jannes Jannink. (Bron: Historische Kring Wederden)
Toen Jannink rond 1917 stopte met de wagenmakerij kon men nog wel bij hem terecht voor reparatiewerkzaamheden.
Mogelijk was het beëindigen van deze wagenmakerij voor Langenhof reden om zich in Wierden te vestigen.
Brand
Op donderdag 24 januari 1924 legde een grote brand de woning met werkplaats plat.
Nieuwsblad van het Noorden, vrijdag 25 januari 1924
De Tijd, vrijdag 25 januari 1924
Twee
weken na de brand had de Wierdense aannemer Schipper de blauwdruk ontwerptekening voor de
nieuw te bouwen werkplaats al klaar. Het werk moest met spoed, zodra de vergunning
binnen was, worden aangepakt. Een maand daarna moest de werkplaats al in
gebruik kunnen worden genomen. Uiterlijk 1
juni 1924 moest het kant en klaar zijn. Zo niet, dan zou een boete volgen van
10 gulden voor elke dag later. Van
de afgebikte stenen van het uitgebrande huis werd de nieuwe werkplaats gebouwd.
Met wagenmaker Jan Langenhof in het midden, links zijn zonen, rechts zijn medewerkers
v.l.n.r. zoon Freek, wagenmaker Jan Langenhof
(werkplaats, 2013)
Na de bouw van de werkplaats kwam ernaast een nieuw woonhuis.
(jaren 70 vorige eeuw)
Hout
Langenhof kocht in de
omgeving eiken en beuken op en kapte de bomen zelf. De wortels werden eerst zoveel mogelijk vrij gelegd, waarna het hakken begon. De spaanders vlogen in het rond. Die spaanders wilden de boeren zelf houden. Met een houten lier werden de bomen op een wagen gelegd. Eerst het dikste, zware deel. Bij een heel lange boom, ging eerst het lichtere deel op de wagen, zodat het zware deel vanzelf iets omhoog ging. En bij de wagenmakerij moesten de zware bomen natuurlijk weer van de wagen af.
De wortels werden
meegenomen als brandhout voor de fornuispot. Soms moest de onderstam blijven
staan.
De stammen bleven twee jaar liggen voor ze gezaagd werden.
Langenhof vervoerde de boomstammen ook wel naar de vijver van buurman
Vunderink. Dit om te voorkomen dat het hout zou uitdrogen en scheuren. Als
hij er aan toe was om de boom te zagen, werd hij uit het water gehaald en bij de zagerij van Schuitemaker in Rijssen in planken gezaagd. Dan de planken weer op de wagen. Bij de werkplaats werden de planken op kleine
tussenlatjes gelegd in de schuur ('holtloze') waar de wind vrij door heen kon waaien. Zo
werd het hout zogenaamd wind gedroogd.
Wielen
Wielen zijn er in diverse
groottes. De kracht die de wielen moeten dragen bepalen vorm, grootte en dikte.
Maar ook het aantal spaken hangt af van de kracht die de wielen te verdragen
krijgen. Een boerenwagen die voor zwaar werk werd gebruikt, had meer spaken dan
het karretje waarin de boer op zondag naar de kerk reed. In Twente hadden de
voor- en achterwielen van de boerenwagens meestal het gelijke aantal van 12
spaken. De spaken waren doorgaans van eiken, de wagens vaak van iepenhout.
De wagenmaker
steekt veel vakmanschap en tijd in het maken van de wielen. Het wiel bestaat
uit vier belangrijke onderdelen: naaf, spaken, velg en ijzeren band.
Voor de naaf
gebruikt de wagenmaker eiken, essen, iepen of acacia. De naaf wordt uit één
stuk ruw rond hout op een houtdraaibank gedraaid. De wagenmaker gebruikt
hiervoor vlijmscherpe beitels. Door steeds tussentijds te meten maakt hij de
naaf op maat. In de ruwe naaf worden de gaten voor de spaken geboord. De
wagenmaker doet dat op een apparaat dat draait en een verdeling heeft voor het
aantal spaken. Zo zijn er wielen met 4 of 5 spaken (kruiwagens), maar er zijn
ook wielen met 12 of 14 spaken. De verdeling voor de spaken staat op dit
apparaat aangegeven. Met behulp van dit apparaat kun je gaten boren van 16 mm
rond. Wanneer de gaten geboord zijn, gaat de wagenmaker ze rechthoekig
uithakken. In zo’n rechthoekig gat komt later het uiteinde van een spaak. De
naaf wordt nu op lengte gezaagd en gaat eerst naar de smid. Deze maakt er
ijzeren banden omheen. De naaf van een wiel moet heel sterk zijn. Wanneer een
wagen rijdt, komt er namelijk veel kracht op te staan. Door de ijzeren banden
wordt de naaf versterkt. De smid maakt de banden roodgloeiend, legt ze om de
naaf en koelt ze dan snel af, omdat het hout anders gaat branden. Door de
afkoeling krimpt de ijzeren band en gaat muurvast om de naaf zitten. De naaf
gaat nu weer terug naar de wagenmaker. Nu wordt heel nauwkeurig het gat
voor de as geboord, anders gaat de wagen hobbelen.
Daarna worden de
spaken gezaagd uit eiken, essen of acacia. De spaak zit vast in een
klopsergeant en wordt handmatig met een trekmes in model gemaakt. Daarna wordt
de spaak mooi glad geschuurd. Met een beitel wordt het eind, dat in de naaf
moet passen, rechthoekig gehakt. Het is de kunst om de spaken allemaal gelijk
te maken van dikte en omvang. Hierbij komt veel maatgevoel en vakmanschap van
de wagenmaker kijken. Het andere einde van de spaak blijft voorlopig nog
onbewerkt.
Dan worden de
velgen gemaakt. Het beste hout voor velgen komt van de iep. Vroeger werden de
velgen met een handdissel rondgehakt of werden zelfs door verwarmen rond
gebogen. Per twee spaken wordt er één stuk velg gemaakt. Voor een wiel met 12
spaken zijn er dus 6 stukken velg nodig. Aan de kopeinden worden twee gaten
geboord voor de pen en gat verbinding middels duvels. Voor de spaken worden
twee gaten in de kromming van de velg geboord.
Nu zijn de belangrijkste onderdelen
van het wiel klaar om in elkaar gezet te worden. De naaf wordt op een
naafstandaard geplaatst. Dan slaat de wagenmaker de spaken met de rechthoekige
einden in de rechthoekige gaten van de naaf. Hij heeft ervoor gezorgd dat ze
precies passen. Anders zou een spaak los in het wiel komen te hangen. Daarna
legt hij de velgen erop en tekent de lengte van de spaken af. Dan zaagt hij de
spaken op lengte. Vervolgens maakt hij met een hamer en houtbeitel het gezaagde
einde rond. Deze ronde spaakeindes moeten namelijk passen in de gaten van de
velg. Wanneer alles klaar is, monteert hij de velgen op de uiteinden van de
spaken en zet de velgen aan elkaar met de duvels. Hij houdt wat ruimte tussen
de velgen voor de ijzeren buitenband. Het wiel gaat nu naar de smid voor
de ijzeren band.
De smid maakt de band zo op maat dat hij maar net om het wiel
past. Door de band vervolgens in de oven roodgloeiend te maken wordt de
diameter iets groter, omdat het ijzer uitzet door de warmte. De smid legt de
band om het wielen zodra hij goed zit, koelt hij hem snel af om het verbranden
van de velgen te voorkomen. Door de snelle afkoeling krimpt de band en komt
muurvast te zitten. Voor dit werk ligt er bij de smid een oude molensteen. Die
heeft een gat in het midden waar de naaf mooi in past.
Nu hoeft de
wagenmaker alleen nog maar het gat voor de naafbus precies passend te maken.
Dan is het wiel helemaal klaar. De naafbus is van metaal. In deze naafbus
draait de as van de wagen. En aan elk uiteinde van de as draait een wiel.
Hierna gaat de
wagenmaker aan de opbouw van de wagen beginnen. Dat betekent dat hij een hele
goede timmerman moet zijn, want hij moet alle delen voor het onderstel maken:
bodem, zijboorden, bok, diverse soorten dissels en lemoen bomen.
Bond
Het vak van wagenmaker is een eeuwenoud ambacht. Elk dorp had er minstens één. Soms was de wagenmaker
ook timmerman. De wagenmaker repareerde wagens en karren, maar hij maakte ook
o.a. hamer- en schopstelen. De wagenmaker was een noodzakelijk man in elke gemeenschap.
Toch werd hij ondergewaardeerd door boeren en burgers. Er zijn dan ook maar
weinig wagenmakers die tot welstand kwamen. De bedragen die hij durfde te
berekenen waren zeer laag. Bovendien werd er door de boeren stevig over de
prijs onderhandeld. De afnemers betaalden vaak maanden na de aflevering. Zo
liet Langenhof regelmatig zijn oudste dochter langs de afnemers gaan.
Rond de Tweede
Wereldoorlog was het wagenmakers vak niet meer zo sterk plaatsgebonden. Boeren
en andere opdrachtgevers vroegen prijzen op bij wagenmakers in de omgeving. En
al had een wagenmaker het nog zo druk, vaak probeerde hij toch de order binnen
te slepen door een nog lagere prijs dan zijn concurrenten op te geven. De
Twentse Bond van Carrosserie- en Wagenbouwers, waar ook Langenhof lid van was,
maakte een eind aan deze moordende concurrentie en liet de leden wagenmakers
redelijke prijzen berekenen.
de ledenlijst
Prijslijst
Over krullen en meer
Eén van de knechten was Johan Mensink. Hij had bij de fa. Schuitemaker in Rijssen geleerd om te werken met de verschillende machines in de werkplaats, zoals de lintzaag.
Bij het bewerken van het hout kwamen natuurlijk veel houtkrullen vrij. De slagers uit het dorp kwamen die krullen halen voor het roken van hun vlees.
Langenhof had ook een hondenkar. Daarmee werden de (kleine) wielen naar smid Nieuwenhuis gebracht, die ze dan weer van ijzeren hoepels voorzag.
Langenhof had ook een hondenkar. Daarmee werden de (kleine) wielen naar smid Nieuwenhuis gebracht, die ze dan weer van ijzeren hoepels voorzag.
Op een dag kwam Langenhof met een lege hondenkar terug uit het dorp. Onderweg zag de hond van Langenhof een klein hondje ergens voor een huis zitten en ging er op af. Langenhof probeerde zijn hond nog tegen te houden, maar er was geen houden meer aan. Het kleine hondje rende naar binnen en Langenhofs hond er achter aan...
Wagenmakerij Langenhof maakte houten ploegen, eggen, kruiwagens, kiep- en andere karren zoals een bakkerskar voor bakker Morsink en deze kar voor de kleinkinderen.
Wagensmeer e.d. kocht Langenhof bij Kroon Oil in Wierden.
N.B. Lees in De Wiezer artikelen Historische Kring Wederden deel 1 en 2 meer over de historie van Kroon Oil.
Omslag
Na de Tweede Wereldoorlog deden
wagens met rubberen banden hun intrede. In 1964 kwam de grote omslag. Boeren
gebruikten meer tractoren dan paarden. Daar hoorden ook andere wagens bij. Met
rubberbanden. Het werd de genadeslag voor alle ambachtelijke wagenmakers. Bovendien,
zandwegen werden voor het flink toenemende verkeer verhard met klinkers en
asfalt. De ijzeren hoepels om de houten wielen maakten op deze wegen veel
kabaal, maar nog erger: ze sleten veel sneller dan in het zand. De belangstelling voor wagens met zware
houten wielen nam dus fors af. Nog tot de eind jaren ’50 werd er gewerkt
in deze werkplaats, maar de opdrachten werden aanzienlijk minder.
Toen in 1963 Jan Langenhof overleed
en zijn zoon Freek intussen beter betaald werk had gevonden bij Oonk klokkenfabriek
hier ook aan de Rijssensestraat, werden de deuren gesloten.
Lees hier ook over onze Wagenmakerij.
Bronnen:
Met beide handen / Hout, Frederik J. Weijs, Uitg. Baart, Hilversum/Deurne, 1984
De Leidse wagenmaker, J.F. Heijbroek en C.R. Mönnich, Uitg. Terra Zutphen, 1981
Boerenwagens in model, F.P.J. Zwartjes, Uitg. Kluwer Technische Boeken B.V., Deventer-Antwerpen, 1980
Lees ook het mooi historische verhaal over onze Wagenmakerij op de website van Stichting Hippomobiel Erfgoed.